Het aandeel in een vereniging van eigenaars (VvE) valt op dit moment in box 3 in de categorie overige bezittingen. Ook geld op een derdengeldenrekening van een notaris of een gerechtsdeurwaarder valt nu in deze categorie. Dat betekent dat in box 3 rekening gehouden wordt met een rendement van 6,17% in 2023 op deze vermogensbestanddelen.
Het kabinet stelt nu voor om deze vermogensbestanddelen alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 onder te brengen in de categorie banktegoeden. Het forfaitaire rendement van de categorie banktegoeden staat nog niet definitief vast, maar is voorlopig vastgesteld op 0,36%. Dit betekent een bijna 6% lager forfaitair rendement voor het aandeel in een VvE en geld op een derdengeldenrekening bij een notaris of een gerechtsdeurwaarder.
Een vordering op een fiscale partner valt op dit moment in box 3 ook in de categorie overige bezittingen, en wel tegen in 2023 een forfaitair rendement van 6,17%. De corresponderende schuld van die fiscale partner valt echter in box 3 in de categorie schulden tegen een veel lager forfaitair rendement, dat voorlopig vastgesteld is op 2,57%. Uitgaande van dit voorlopige vastgestelde percentage, bestaat in de huidige situatie voor de fiscale partners een verschil van 3,6% tussen de categorie overige bezittingen en de categorie schulden.
Dit betekent dat partners in hun gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting per saldo 3,6% rendement in box 3 zouden moeten verantwoorden over hun onderlinge schulden en vorderingen. Het kabinet vindt dit ongewenst en stelt daarom voor om deze onderlinge vorderingen en schulden vanaf 1 januari 2023 buiten de belastingheffing te brengen (te defiscaliseren). Dit betekent dat deze niet in de aangifte inkomstenbelasting hoeven te worden vermeld en daardoor ook genegeerd worden voor de box 3-heffing.
Let op!
Het gaat hierbij om de onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners. Ook onderlinge vorderingen en schulden tussen ouders en minderjarige kinderen gaan onder deze regel vallen en worden straks dus genegeerd.
Let op!
Deze voorstellen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Ze moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd en zijn daarom nog niet definitief.